We weten tegenwoordig dat we 90 procent van onze tijd binnen in gebouwen doorbrengen. En toch wordt vaak te weinig aandacht geschonken aan wat gebouwen eigenlijk met mensen doen. Desalniettemin, zegt Sustainability Provocateur Martin Brown, zien we een daadwerkelijke stijging in de interesse en toepassing van biofilia en biophilic design. We willen een verbinding aangaan met de natuur om ruimtes te creëren die meer geven dan ze nemen en positief zijn voor de gezondheid van mens en planeet.
Als ‘Provocateur’ bij Fairsnape, vice-voorzitter van het EU COST Restore-programma en ambassadeur van de Living Building Challenge, daagt hij mensen uit om anders te denken over duurzaamheid van gebouwen. Dit was de kernboodschap in zijn boek ‘FutuREstorative’, dat in 2016 uitkwam en waarin hij ontwerpers en ontwikkelaars opriep om meer aan duurzaamheid te doen: “We kunnen niet langer alleen maar inzetten op ‘minder slecht’ zijn”.
“Al dertig jaar hebben we een definitie van duurzaamheid (de ‘Brundtland’-definitie), maar in de praktijk doen we als het even kan helemaal niks en blijven we toekomstige generaties in gevaar brengen. Dit blijkt uit het recente United Nations IPCC Report dat ons 12 jaar geeft om een ramp als gevolg van de klimaatverandering te voorkomen. Veel van onze KPI’s wijzen de verkeerde kant op”, aldus Brown.
Ongezonde gebouwen
“Bij duurzaamheid gaat het alleen maar om mooie woorden. De hoeveelheid CO2 die door gebouwen en de bouwsector wordt uitgestoten, neemt toe. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheid afval die we produceren. We blijven vervuilen. We blijven ook gebouwen bouwen met materialen die potentieel ‘slecht zijn voor de mens’, met componenten die eerder in de leverketen misschien met moderne slavernij tot stand zijn gekomen.”
Volgens Brown zijn ‘ongezonde’ gebouwen nog steeds actueel. Het gebrek aan bijvoorbeeld licht, frisse lucht en uitzicht kan een direct risico vormen voor de gezondheid van de gebruikers van de gebouwen. Helaas scoren met name schoolgebouwen nog steeds erg slecht. “Waar de lucht buiten beter kan zijn dan binnen.” Een Brits onderzoek dat in 2016 door RIBA is uitgevoerd, toont aan dat een op de vijf leraren had overwogen om de school te verlaten vanwege een stressvolle en te drukke werkomgeving als gevolg van slecht ontworpen gebouwen.
Het gebruik van giftige chemicaliën en lijmstoffen bij de bouw draagt bij aan de slechte luchtkwaliteit. “We besteden hier helemaal geen aandacht aan en dat is raar”, zegt Brown. “Tenslotte zijn het mensen die ontwerpen voor mensen. En dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee voor de gezondheid van de gebruiker.”
Biophilic design
Regeneratieve duurzaamheid gaat verder dan duurzaamheid. Het gaat er om om meer terug te geven dan we nemen, aan het milieu, de natuur, mensen, gemeenschappen waar we actief zijn en de samenleving in het algemeen. Als het bij duurzaamheid gaat over het verminderen van onze voetafdruk, dan gaat het bij regeneratieve duurzaamheid over het vergroten van onze positieve handafdruk: proberen om meer terug te geven dan we nemen.
“Via mijn werk en presentaties vestig ik de aandacht op regeneratief, biophilic design als de te bewandelen route om gebouwen gezonder te maken”, licht Brown toe. “We zien vaak over het hoofd hoe mensen echt profijt kunnen hebben van natuurlijke elementen en welke geweldige positieve invloed gebouwen kunnen hebben wanneer ze in verbinding staan met de natuur. Denk aan dat gevoel dat je hebt als je een boswandeling maakt en dat je datzelfde gevoel zou kunnen hebben in een gebouw.”
Als voorbeeld van gezonde gebouwen noemt hij de Living Building Challenge-projecten, zoals het Cuerden Valley Park-project in het VK en het Bullitt Center in Seattle dat ontworpen is om te functioneren en voelen als een boom en optimaal gebruikmaakt van daglicht, zijn eigen water zuivert en meer energie opwekt dan het gebruikt, en waarbij materialen geselecteerd zijn die geen risicovolle chemicaliën bevatten.
“Duurzaamheid houdt echter niet op bij design en bouw,” benadrukt Brown. “Je kunt een prachtig ontwerp en verantwoorde bouw hebben, maar het gaat erom hoe het gebouw wordt gebruikt en hoe de bewoners binnen in het gebouw leven, werken en recreëren.”
“Als een kantine bijvoorbeeld water verkoopt in plastic flessen, niet-duurzaam geproduceerde voedingsmiddelen serveert, als het licht onnodig blijft branden en als het afval niet wordt beheerd en afgevoerd, dan is het hele gebouw gelijk niet-duurzaam. Bedenk dat een gebouw alleen in aanmerking komt voor ‘Living Building Challenge’-accreditatie, ’s werelds meest strikte duurzaamheidsnorm van het International Living Future Institute, na een onderbouwde proefperiode van 12 aaneengeschakelde maanden.”
Rendement op investering
Biofilia is geen nieuw onderwerp. Brown, die het onderwerp heeft onderzocht voor FutuREstorative, weet dit als geen ander. Over de voordelen van in contact staan met de natuur is al geschreven en gesproken door bijvoorbeeld Patrick Geddes in 1915, E.O. Wilson in 1984, Stephen Kellert in 2008, en vele anderen. Toch zien de meesten in de bouwsector het belang er niet echt van in.
Helaas ligt de focus nog altijd op de kapitaaluitgaven, maar het rendement op duurzaamheidsinvesteringen is afhankelijk van hoe we het gebouw waarderen en de impact ervan op de gebruikers. Biofiele principes worden snel duidelijk: hoewel we een gebouw kunnen creëren dat ‘niet-duurzaam’ is tegen veel lagere kosten, zorgen we daarmee ook voor gezondheids- en bedrijfsrisicokosten in de toekomst. En dat is te kortzichtig. Op de lange termijn zorgt een gezond gebouw voor een veel beter rendement op investering.
“Op de lange termijn zal een regeneratief duurzaam gebouw kosten besparen,” concludeert Brown. “Met name als een gebouw, net als een bloem, meer geeft dan het neemt, ten behoeve van de gezondheid van de mens, de planeet en het doel van het gebouw.”